dinsdag 26 februari 2013

Training Outreach Damongo District

Bekijk de Facebookpagina van Presbyterian Lay Training Centre voor een uitgebreid fotoverslag van onze Leadership Training Outreach naar Lingbinsi en Damongo in het Damongo District van de Presbyterian Church of Ghana. Het was een heel avontuur!
'Like' Presbyterian Lay Training Centre op Facebook en krijg meer foto's en informatie over de activiteiten van PLTC!


Arrival in Lingbinsi at sunset


zondag 24 februari 2013

Geen angst meer! - gesprek met Philip Wumbee

Philip Wumbee is afgelopen juni ingezegend als catecheet in de Presbyterian Church of Ghana, nadat hij in die maand met elf anderen zijn catechetencursus op PLTC had afgerond. De cursus was een hele uitdaging voor hem, aangezien hij nog nooit in de schoolbanken had gezeten. Hij studeerde hard, stelde vragen en probeerde zich zo goed en kwaad als het ging in het engels verstaanbaar te maken. Aan het einde van de cursus sprak hij voor alle docenten en studenten een oefenpreek uit, helemaal in het engels. Hij straalde bij het applaus dat klonk nadat hij ‘amen’ had gezegd.

Ik bezoek de gemeente in Baglig Dakpemyili, zo’n vijftien kilometer buiten Tamale. Het is een van de drie gemeenten die onder hoede van Philip Wumbee staan. Die ochtend preek ik naar aanleiding van Genesis 15 over angsten en onzekerheden in ons leven. Een onderwerp dat terugkomt in mijn gesprek met Philip na afloop van de kerkdienst. Als we iedereen de hand geschud hebben gaan Philip en ik op een bankje onder de boom naast het kleine kapelletje zitten.


Philip vertelt dat hij geboren is in het dorp Kotingli, waar ik onderweg langs was gekomen. Zijn vader had één vrouw – van belang om te noemen in een polygame samenleving als die van Noord Ghana – en zeven zonen. De hele familie volgde de lokale religie. Philip groeide echter niet op bij zijn ouders in Kotingli, maar bij zijn oom in Fooshegu, twintig kilometer verderop. ‘Mijn oom was een traditionele genezer en waarzegger. Hij bezat als een van de weinige mensen hier een paard. Altijd als hij naar Kotingli kwam voor een begrafenis of een andere gelegenheid, kwam hij op zijn paard. Ik was zo onder de indruk van dat dier, dat ik mijn ouders vroeg of ik met hem mee mocht om voor het paard te zorgen. Mijn ouders vonden dat goed en van af dat moment woonde ik bij mijn oom.’

Hoe ben je christen geworden?

‘Mijn oom nam mij mee als hij langs de dorpen ging en wijdde mij in in het waarzeggen en in andere spirituele zaken. Het was toen nog niet zo gewoon om naar school te gaan, alhoewel er wel een school in het dorp geopend was. Op een dag toen ik een jaar of zestien was, kwam er een andere rondreizende spritueel genezer naar ons dorp. Hij maakte amuletten voor mensen. Hij was vaak dronken en ik vond het maar een enge man. Omdat veel van de kinderen en jongeren achter hem aan liepen, besloot ik op een middag ook maar eens te gaan kijken. Toen ik achter hem liep, draaide hij zich plots om en wees naar me. ‘Jij gaat binnenkort dood’, zei hij tegen me. Ik werd erg bang en durfde mijn oom niet te vertellen wat de man gezegd had.’

‘De volgende avond kwamen twee pastors, een presbyteriaan en een baptist, op bezoek in Fooshegu. Zij waren wel eens vaker geweest. Deze keer ging ik uit nieuwsgierigheid eens kijken bij de bijeenkomst die zij hielden. De baptistenpastor vertelde een verhaal over zichzelf, dat precies overeenkwam met wat mij was overkomen. De pastor vertelde dat hij - in tegenstelling tot mij - niet bang was geweest toen iemand hem vertelde dat hij zou sterven. Hij zei dat als je in Jezus gelooft je niet bang hoeft te zijn voor vervloekingen, omdat de hoogste God sterker is dan alle andere krachten.’

‘Geen angst meer! Ik was zo onder de indruk van het verhaal dat ik besloot dat ik die Jezus ook zou gaan volgen, zodat ik nooit meer doodsbang zou hoeven zijn. Vanaf dat moment was ik bij elke bijeenkomst van de kerk te vinden.’

Wat vond je familie ervan dat je christen was geworden?

‘Ik durfde mijn oom niet te vertellen waar ik ’s avonds vaak naar toe ging. Ik dacht dat hij erg kwaad zou worden. Iedereen in mijn omgeving volgde de lokale religie of was moslim. Toen ik hem uiteindelijk vertelde dat ik christen was geworden, reageerde hij heel vriendelijk. Hij zei dat hij zelf nooit de lokale religie zou kunnen verlaten, maar dat het mooi was dat ik geen kippen meer hoefde te slachten om de goden goed te stemmen. Ik was verrast. Mijn oom moedigde mij zelfs aan om de kerkdiensten te bezoeken! In dat jaar, 1990, ben ik gedoopt.’

‘Toen ik bij de kerk kwam, hielp pastor James mij om te leren lezen en schrijven in mijn eigen taal, het Dagbani, door middel van het alfabetiseringsprogramma van de kerk. Na een maand was ik al zover dat ik de bijbel kon lezen. Ik heb toen ook een beetje Engels geleerd.’

‘In 1994 ben ik getrouwd en een jaar later is mijn eerste zoon geboren’

Was je vrouw ook een christen?

‘Mijn vrouw was een toegewijde christen uit een naburig dorp. Door haar steun heb ik mijn verder in het christelijk geloof. Ik ben met haar terugegaan naar Kotingli, mijn geboortedorp en daar actief betrokken geraakt bij de kerk’

Wanneer werd je voor het eerst een caretaker in de kerk?

‘In 1998 vroeg de toenmalige districtspastor of ik caretaker zou willen worden in Kpanvu. Na twee jaar werd ik naar dit dorp, Baglig Dakpemyili gestuurd. Al die tijd woonde ik in Kotingli. Toen ik naar een Bamvim verhuisde bleef ik de caretaker voor Baglig Dakpemyili en startte ik een nieuwe gemeente in Bamvim. Ook ging ik Kudula bezoeken. Ik begon deel te nemen aan een aantal cursussen bij het Baptist Seminary en werd later gevraagd mee te doen aan de catechetencursus op het Presbyterian Lay Training Centre in Tamale. Die opleiding heb ik vorig jaar afgerond. Ik ben erg dankbaar dat ik die kans heb gehad, ondanks dat ik nooit naar school ben geweest'

Welke uitdagingen kom je tegen in je werk?

‘Voor de cursus en contacten in de kerk is het handig om goed engels te kunnen spreken. Ik hoop dat ik me daar nog in kan verbeteren. Daarnaast is het financieel erg lastig. Ik ben altijd boer geweest naast mijn werk voor de kerk. Nu ik meer verantwoordelijkheden krijg en verwacht wordt alle begrafenissen, bruiloften en naming ceremonies te bezoeken, kan ik soms bijna een maand niet op het land werken. Zo wordt het steeds lastiger het kerkelijke werk met de landbouw te combineren. Het kerkdistrict heeft op het moment helaas niet voldoende geld om mij een vergoeding of een salaris te geven. Ik hoop dat dat een keer verandert.’

Heb je nog iets toe te voegen?

‘Waar ik ook kom vraag ik mensen om voor me te bidden. Ik kan mijn werk voor Jezus Christus alleen uitvoeren als ik gesteund wordt in gebed. Ik heb in mijn leven ervaren dat God voorziet!’

vrijdag 8 februari 2013

Farmers Training

We rijden met Moses Neindow het dorp Bagshe binnen, zo’n tien kilometer buiten Tamale. Het dorp bestaat uit ronde compounds, er is geen electriciteit en de vrouwen halen water bij de waterpomp. Het grootste deel van de dorpelingen leeft van kleinschalige landbouw. Midden in het dorp staat een grote moskee. Moses, veldwerker bij het project Presbyterian Farmers Training in Tamale, legt uit: “we werken niet alleen in dorpen waar een kerk is. In dit dorp zijn de meeste mensen moslim, maar het is een van de actiefste dorpen in ons landbouwprogramma.”

Een compound in het dorp BagsheDe presbyteriaanse kerk werd eind jaren ’70 actief in de dorpen rond Tamale, de grootste stad in het gebied van de Dagomba’s. De eerste activiteiten van de kerk in deze dorpen waren vooral op het gebied van landbouwontwikkeling. Onder leiding van de nederlandse landbouwkundige Atze van den Broek werden contacten opgebouwd en projecten uitgevoerd in tientallen dorpen. In deze tijd ontstonden er in veel van deze dorpen christelijke gemeenten. De landbouwpoot van de kerk in Tamale en omstreken werd in de jaren erna uitgebreid en heeft nu een manager en meerdere veldwerkers. Hoewel het programma meer op zichzelf staat is de link met de kerk nog steeds sterk.

Moses vertelt dat het programma lokale boeren ondersteunt en hen in groepen (of cooperaties) van vijftien samen laat werken. Iedere groep wijst een voorzitter en een secretaris aan. Door samen te werken en training te ontvangen kunnen boeren nu meer bereiken dan vroeger. Zo kunnen zij samen zaden en kunstmest inkopen, samen een tractor inhuren, elkaar helpen met oogsten en hun producten samen op de markt brengen. Dit scheelt kosten, geeft de mogelijkheid om meer te verbouwen en geeft de boeren een steviger positie op de markt.

De voorzitter van de vrouwengroep doet haar verhaalAls we het dorp in lopen spreekt een vrouw ons aan. Ze heeft een vraag voor Moses over haar groep. Ze groet ons en vertelt trots dat ze de voorzitter is van een van de vijf boerengroepen in Bagshe. Twee van de vijf groepen bestaan volledig uit vrouwen. Als we op een bankje onder een boom gaan zitten zegt de vrouw dat vrouwen vroeger niet zelfstandig in de landbouw werkten. Door het project kunnen vrouwen net als mannen hun eigen stukje land bewerken. De voorzitter van een andere groep komt ook bij ons zitten: “In de tijd van onze vaders werd er alleen voor de eigen familie verbouwt. Nu leren we samen te werken en onze producten op de markt te brengen. Van het geld dat dat opbrengt kunnen we ons huis opknappen, de kinderen naar school sturen en ons kapitaal voor de landbouw te vergroten. Omdat we allemaal boer zijn, heeft een verbetering van onze landbouw direct invloed op ons dagelijks leven.”

We lopen verder en zien dat een groep van tien mannen een huisje aan het bouwen is. “ Het werken in groepen bevalt ons goed”, vertelt de man verder. “Deze mannen zitten allemaal in mijn cooperatie en helpen mij met het bouwen van mijn huis. Volgende maand kunnen is een van de andere leden aan de beurt om zijn huis te bouwen of renoveren”. Als we terug zijn bij het bankje vragen we de vrouw of de vrouwen ook op andere manieren van hun groepen gebruik maken. “Wij doen zefs nog meer dan de mannen”, zegt ze. “Vrouwengroepen verzamelen verschillende soorten zaden en vruchten, waaronder shea-vruchten voor het maken van zeep en plantaardige olie.”

Aan het werk aan het huis van een van de groepsledenHoewel het Farmers Training programma de landbouw en het dagelijks leven in het dorp zichtbaar heeft verbeterd, zijn er de laatste jaren ook nieuwe uitdagingen. Zo wordt volgens een van de boeren het weer steeds onberekenbaarder. “Onze vaders wisten precies in welke week het regenseizoen zou starten en dat klopte altijd. Nu kunnen de eerste regens wel twee maanden op zich laten wachten of juist eerder komen. Soms valt de droogte veel sneller in dan we gewend waren. Dat kan de oogst van een heel seizoen om zeep helpen.” Moses geeft aan dat hij in zijn trainingen de boeren uitdaagt hier in hun gewaskeuze en landbouwmethoden op in te spelen. Het woord ‘climate change’ bestaat niet in de lokale taal Dagbani, maar de gevolgen ervan zijn duidelijk merkbaar en zichtbaar in het noorden van Ghana.

Als we Bagshe weer uitrijden vragen we Moses hoe het Farmers Training programma de trainingen en andere activiteiten financiert. “Een deel komt uit de ondersteuning van donoren als Kerk in Actie en ICCO, maar om te zorgen dat we in de toekomst op onszelf kunnen staan hebben een terrein waarop we koeien, kippen en geiten houden. We hopen dat inkomsten uit dit project ons kunnen blijven ondersteunen om boeren in dit gebied vooruit te helpen. Als je een kip wilt kopen voor in de soep, kom dan naar ons terrein. 12 cedi (5 euro) per stuk. Mooie prijs toch?” Bij thuiskomst besluiten we die avond maar eens kippensoep te eten. Lekker voor de afwisseling en een goede investering in de lokale landbouw!