dinsdag 31 december 2013

Jouw stralende lach

In Ghana zouden we het nieuwe jaar zingend en dansend inluiden tijdens de jaarlijkse oudjaars’marathon’dienst. Nu brengen we oudjaarsdag ongepland met z’n drieen in Nederland door. Het afgelopen jaar nam in de herfst een andere route dan we verwacht hadden. We kwamen op plaatsen waar we liever niet hadden willen zijn. Gelukkig eindigt het jaar voor ons gezin goed en gezond. We kijken voldaan en dankbaar terug en met goede hoop vooruit. We zien er bovendien naar uit in het nieuwe jaar al gauw ons leven in Ghana weer op te pakken. 
Alberts openhartoperatie verliep goed en hij herstelde in de eerste weken van december bijzonder snel. Zijn eerste sinterklaasfeest vierden we nog in het ziekenhuis in Utrecht, maar Kerst konden we thuis bij familie doorbrengen. We zien nu duidelijk hoe de operatie Alberts jonge leven veranderd heeft. Hij eet, drinkt, groeit, slaapt, beweegt en leeft als nooit te voren. Ging eerst alles met moeite, nu gaat het vanzelf. En het was ook Sinterklaas al helemaal duidelijk hoe wij het de afgelopen tijd hebben kunnen volhouden. In zijn gedicht aan Albert schreef hij:  ‘Zo klein en al van huis vandaan. De sint is helemaal ontdaan. Je eerste sinterklaasfeest in het ziekenhuis, is natuurlijk niet zoals thuis. Trouw komen papa en mama elke dag. Zij kunnen dit doen door jouw stralende lach!’

 


donderdag 6 juni 2013

En zijn naam is...

'En zijn naam is: Albert Abenyale Maas’. Jacob Wandusim, de districtspastor noemde de naam van onze zoon voor het eerst hardop. Daarna nam een verre nicht van Mary hem over en liep langs de familie, vrienden en gemeenteleden die op de ‘naming ceremony’. Af en toe stopte ze even om de naam van het kind te noemen. De aanwezigen begonnen de naam ook uit te spreken en al snel gonsde de naam over het terrein van het Presbyterian Lay Training Centre: ‘Albert Abenyale (Gonja voor ‘het zal goed zijn’)’.

In de traditie van de meeste etnische groepen in Noord Ghana krijgt een kind op de achtste dag na de geboorte zijn of haar naam. Zo ook bij de Dagomba’s in Tamale en bij de Gonja’s, waar Mary toe behoort. Hoewel ik de naam (volgens nederlandse gewoonte) wel direct na de geboorte aan mijn ouders, zussen en grootouders vertelt had, bleek het niet niet eens zo lastig om de naam ruim een week voor me te houden.

Het vergt trouwens heel wat voorbereiding, zo’n naming ceremony , ook wel ‘outdooring’ genoemd. Ingredienten kopen op de markt en eten koken voor alle bezoekers (in ons geval ruim 300), rondgaan om mensen uit te nodigen, een liturgie samenstellen, overleggen met de predikant. En dat in een week die al vermoeiend genoeg is door grotendeels slapeloze nachten. Toch is deze ceremonie in de Ghanese cultuur een ideaal welkom voor een pasgeboren kind. Zowel in traditionele, islamitische als christelijke kring wordt het groots gevierd met her en der wat verschillen in de uitvoering van de ceremonie.

Het voordeel van een naming ceremony is bovendien dat je geen geboortekaartjes nodig hebt om de naam van het kind bekend te maken, de kerkelijke gemeente het kind op deze manier meteen in haar midden welkom heet en al het bezoek op één dag komt. Hoewel de naming ceremony de eerste week extra vol en druk maakte, was het een geslaagde dag waarop alle gebruikelijke activiteiten bij de geboorte van een kind in één keer afgehandeld waren. Nu tijd vinden om wat uit te rusten èn te genieten van onze zoon die vanaf deze dag de naam Albert draagt.




zaterdag 18 mei 2013

Een zoon!

Op donderdag 16 mei is Mary bevallen van zoon! 3,2 kg zwaar en 48 cm lang. Ze mochten beiden al snel naar huis, waar we nu van hem genieten. Volgens de ghanese gewoonte krijgt hij zijn naam pas op de achtste dag (of iets later) tijdens een naming ceremony bij ons thuis. De voorbereidingen voor dit feestje zijn al begonnen. Tijdens deze ceremonie wordt hij welkom geheten in de gemeenschap, krijgt hij zijn naam en wordt hij in ons geval (zoals gebruikelijk tijdens de naming ceremony bij protestantse christenen hier) gedoopt. Daarover later natuurlijk meer...


dinsdag 7 mei 2013

Eén mond

Het woord komt vaak langs tijdens ons bezoek aan ‘Kambona’, de chief van Sakpalua: ‘Nangban yini’. Letterlijk betekent het ‘één mond’, het Dagbani-woord voor ‘eenheid’. We zijn op bezoek bij de chief en zijn oudsten om hen te bedanken voor hun inzet en betrokkenheid tijdens het paasfeest van dit jaar. Ieder jaar verzamelen de Dagomba-christenen van de Presbyterian Church rond Tamale zich in een van de dorpen om daar het paasweekend door te brengen. Dit jaar waren we te gast in Sakpalua, een dorp op een klein uur rijden van Tamale. Het was een mooi feest met op het hoogtepunt op paaszondag rond de twaalfhonderd deelnemers. De chief en zijn oudsten waren contstant bij het programma aanwezig, discussieerden op zaterdagmiddag mee over het onderwerp ‘huwelijk’ en schonken een koe aan de kerk om de maaltijden van vlees te voorzien. Bovendien zette iedere bewoner van Sakpalua, christen of niet, zijn huis een weekend lang open voor de bezoekers uit de andere dorpen.

‘Nangban yini’. Ik hoor een van de oudsten het opnieuw noemen, terwijl hij ondertussen een kip de ontvangstkamer van de chief uitjaagt. Ze zijn er trots op. Dat christenen, moslims en volgers van de lokale religie in eenheid samen kunnen leven. Dat zij de viering van een christelijk paasfeest mede mogelijk mochten maken in hun dorp. Waar volgers van verschillende religies elkaar in veel delen van de wereld met argusogen aankijken, leeft men hier vreedzaam samen. Het gaat in sommige gevallen zelfs een stap verder dan dat.

Ook in Nyarizee kwam ik een uiting van dit samenleven tegen. Toen ik op een middag kwam kijken bij de bouw van de nieuwe kerk in het dorp kwam er een auto langsrijden. De auto stopte en er stapte een man in een lang gewaad uit. Shadrach, de caretaker van de gemeente, liep naar hem toe om hem te begroeten en ik hoorde ze wat praten. De man liep weg en stapte zijn auto weer in. ‘Thank you, Alhaji’, hoorde ik Shadrach nog zeggen. De man bleek een bekende moslim uit de stad te zijn. Toen hij langsreed zag hij de bouwwerkzaamheden en besloot hij twintig cedi te doneren voor de bouw van dit ‘huis voor God’. Even later kwam ook de imam uit het dorp langslopen. ‘Salaam alaikum’, groette hij. ‘Wa alaikum salaam’, antwoordden wij in koor. Ook hij kwam een gift overhandigen, vertaalde iemand voor mij naar het Engels. Wat een verrassing.

Het is ook in Noord Ghana niet altijd peis en vree tussen volgers van de drie grote religies in dit gebied. Toch zie ik over het algemeen de wil om samen te leven, elkaar te leren kennen en mensen met een andere religie de ruimte te geven deze te uiten in de gemeenschap. We werken immers allemaal aan een ‘huis voor God’ in deze samenleving.

Als we het ‘chief palace’ van Sakpalua weer willen verlaten vraagt de chief nog of we voor hem en het dorp willen bidden. Het lijkt erop dat er dit jaar veel regen zal vallen en dat is in Sakplaua vaak slecht voor de oogst. Een van ons staat op en bidt God om een zegen voor dit dorp, om wijsheid voor de chief en om ‘één mond’ voor de inwoners van het gebied.


vrijdag 15 maart 2013

dinsdag 26 februari 2013

Training Outreach Damongo District

Bekijk de Facebookpagina van Presbyterian Lay Training Centre voor een uitgebreid fotoverslag van onze Leadership Training Outreach naar Lingbinsi en Damongo in het Damongo District van de Presbyterian Church of Ghana. Het was een heel avontuur!
'Like' Presbyterian Lay Training Centre op Facebook en krijg meer foto's en informatie over de activiteiten van PLTC!


Arrival in Lingbinsi at sunset


zondag 24 februari 2013

Geen angst meer! - gesprek met Philip Wumbee

Philip Wumbee is afgelopen juni ingezegend als catecheet in de Presbyterian Church of Ghana, nadat hij in die maand met elf anderen zijn catechetencursus op PLTC had afgerond. De cursus was een hele uitdaging voor hem, aangezien hij nog nooit in de schoolbanken had gezeten. Hij studeerde hard, stelde vragen en probeerde zich zo goed en kwaad als het ging in het engels verstaanbaar te maken. Aan het einde van de cursus sprak hij voor alle docenten en studenten een oefenpreek uit, helemaal in het engels. Hij straalde bij het applaus dat klonk nadat hij ‘amen’ had gezegd.

Ik bezoek de gemeente in Baglig Dakpemyili, zo’n vijftien kilometer buiten Tamale. Het is een van de drie gemeenten die onder hoede van Philip Wumbee staan. Die ochtend preek ik naar aanleiding van Genesis 15 over angsten en onzekerheden in ons leven. Een onderwerp dat terugkomt in mijn gesprek met Philip na afloop van de kerkdienst. Als we iedereen de hand geschud hebben gaan Philip en ik op een bankje onder de boom naast het kleine kapelletje zitten.


Philip vertelt dat hij geboren is in het dorp Kotingli, waar ik onderweg langs was gekomen. Zijn vader had één vrouw – van belang om te noemen in een polygame samenleving als die van Noord Ghana – en zeven zonen. De hele familie volgde de lokale religie. Philip groeide echter niet op bij zijn ouders in Kotingli, maar bij zijn oom in Fooshegu, twintig kilometer verderop. ‘Mijn oom was een traditionele genezer en waarzegger. Hij bezat als een van de weinige mensen hier een paard. Altijd als hij naar Kotingli kwam voor een begrafenis of een andere gelegenheid, kwam hij op zijn paard. Ik was zo onder de indruk van dat dier, dat ik mijn ouders vroeg of ik met hem mee mocht om voor het paard te zorgen. Mijn ouders vonden dat goed en van af dat moment woonde ik bij mijn oom.’

Hoe ben je christen geworden?

‘Mijn oom nam mij mee als hij langs de dorpen ging en wijdde mij in in het waarzeggen en in andere spirituele zaken. Het was toen nog niet zo gewoon om naar school te gaan, alhoewel er wel een school in het dorp geopend was. Op een dag toen ik een jaar of zestien was, kwam er een andere rondreizende spritueel genezer naar ons dorp. Hij maakte amuletten voor mensen. Hij was vaak dronken en ik vond het maar een enge man. Omdat veel van de kinderen en jongeren achter hem aan liepen, besloot ik op een middag ook maar eens te gaan kijken. Toen ik achter hem liep, draaide hij zich plots om en wees naar me. ‘Jij gaat binnenkort dood’, zei hij tegen me. Ik werd erg bang en durfde mijn oom niet te vertellen wat de man gezegd had.’

‘De volgende avond kwamen twee pastors, een presbyteriaan en een baptist, op bezoek in Fooshegu. Zij waren wel eens vaker geweest. Deze keer ging ik uit nieuwsgierigheid eens kijken bij de bijeenkomst die zij hielden. De baptistenpastor vertelde een verhaal over zichzelf, dat precies overeenkwam met wat mij was overkomen. De pastor vertelde dat hij - in tegenstelling tot mij - niet bang was geweest toen iemand hem vertelde dat hij zou sterven. Hij zei dat als je in Jezus gelooft je niet bang hoeft te zijn voor vervloekingen, omdat de hoogste God sterker is dan alle andere krachten.’

‘Geen angst meer! Ik was zo onder de indruk van het verhaal dat ik besloot dat ik die Jezus ook zou gaan volgen, zodat ik nooit meer doodsbang zou hoeven zijn. Vanaf dat moment was ik bij elke bijeenkomst van de kerk te vinden.’

Wat vond je familie ervan dat je christen was geworden?

‘Ik durfde mijn oom niet te vertellen waar ik ’s avonds vaak naar toe ging. Ik dacht dat hij erg kwaad zou worden. Iedereen in mijn omgeving volgde de lokale religie of was moslim. Toen ik hem uiteindelijk vertelde dat ik christen was geworden, reageerde hij heel vriendelijk. Hij zei dat hij zelf nooit de lokale religie zou kunnen verlaten, maar dat het mooi was dat ik geen kippen meer hoefde te slachten om de goden goed te stemmen. Ik was verrast. Mijn oom moedigde mij zelfs aan om de kerkdiensten te bezoeken! In dat jaar, 1990, ben ik gedoopt.’

‘Toen ik bij de kerk kwam, hielp pastor James mij om te leren lezen en schrijven in mijn eigen taal, het Dagbani, door middel van het alfabetiseringsprogramma van de kerk. Na een maand was ik al zover dat ik de bijbel kon lezen. Ik heb toen ook een beetje Engels geleerd.’

‘In 1994 ben ik getrouwd en een jaar later is mijn eerste zoon geboren’

Was je vrouw ook een christen?

‘Mijn vrouw was een toegewijde christen uit een naburig dorp. Door haar steun heb ik mijn verder in het christelijk geloof. Ik ben met haar terugegaan naar Kotingli, mijn geboortedorp en daar actief betrokken geraakt bij de kerk’

Wanneer werd je voor het eerst een caretaker in de kerk?

‘In 1998 vroeg de toenmalige districtspastor of ik caretaker zou willen worden in Kpanvu. Na twee jaar werd ik naar dit dorp, Baglig Dakpemyili gestuurd. Al die tijd woonde ik in Kotingli. Toen ik naar een Bamvim verhuisde bleef ik de caretaker voor Baglig Dakpemyili en startte ik een nieuwe gemeente in Bamvim. Ook ging ik Kudula bezoeken. Ik begon deel te nemen aan een aantal cursussen bij het Baptist Seminary en werd later gevraagd mee te doen aan de catechetencursus op het Presbyterian Lay Training Centre in Tamale. Die opleiding heb ik vorig jaar afgerond. Ik ben erg dankbaar dat ik die kans heb gehad, ondanks dat ik nooit naar school ben geweest'

Welke uitdagingen kom je tegen in je werk?

‘Voor de cursus en contacten in de kerk is het handig om goed engels te kunnen spreken. Ik hoop dat ik me daar nog in kan verbeteren. Daarnaast is het financieel erg lastig. Ik ben altijd boer geweest naast mijn werk voor de kerk. Nu ik meer verantwoordelijkheden krijg en verwacht wordt alle begrafenissen, bruiloften en naming ceremonies te bezoeken, kan ik soms bijna een maand niet op het land werken. Zo wordt het steeds lastiger het kerkelijke werk met de landbouw te combineren. Het kerkdistrict heeft op het moment helaas niet voldoende geld om mij een vergoeding of een salaris te geven. Ik hoop dat dat een keer verandert.’

Heb je nog iets toe te voegen?

‘Waar ik ook kom vraag ik mensen om voor me te bidden. Ik kan mijn werk voor Jezus Christus alleen uitvoeren als ik gesteund wordt in gebed. Ik heb in mijn leven ervaren dat God voorziet!’

vrijdag 8 februari 2013

Farmers Training

We rijden met Moses Neindow het dorp Bagshe binnen, zo’n tien kilometer buiten Tamale. Het dorp bestaat uit ronde compounds, er is geen electriciteit en de vrouwen halen water bij de waterpomp. Het grootste deel van de dorpelingen leeft van kleinschalige landbouw. Midden in het dorp staat een grote moskee. Moses, veldwerker bij het project Presbyterian Farmers Training in Tamale, legt uit: “we werken niet alleen in dorpen waar een kerk is. In dit dorp zijn de meeste mensen moslim, maar het is een van de actiefste dorpen in ons landbouwprogramma.”

Een compound in het dorp BagsheDe presbyteriaanse kerk werd eind jaren ’70 actief in de dorpen rond Tamale, de grootste stad in het gebied van de Dagomba’s. De eerste activiteiten van de kerk in deze dorpen waren vooral op het gebied van landbouwontwikkeling. Onder leiding van de nederlandse landbouwkundige Atze van den Broek werden contacten opgebouwd en projecten uitgevoerd in tientallen dorpen. In deze tijd ontstonden er in veel van deze dorpen christelijke gemeenten. De landbouwpoot van de kerk in Tamale en omstreken werd in de jaren erna uitgebreid en heeft nu een manager en meerdere veldwerkers. Hoewel het programma meer op zichzelf staat is de link met de kerk nog steeds sterk.

Moses vertelt dat het programma lokale boeren ondersteunt en hen in groepen (of cooperaties) van vijftien samen laat werken. Iedere groep wijst een voorzitter en een secretaris aan. Door samen te werken en training te ontvangen kunnen boeren nu meer bereiken dan vroeger. Zo kunnen zij samen zaden en kunstmest inkopen, samen een tractor inhuren, elkaar helpen met oogsten en hun producten samen op de markt brengen. Dit scheelt kosten, geeft de mogelijkheid om meer te verbouwen en geeft de boeren een steviger positie op de markt.

De voorzitter van de vrouwengroep doet haar verhaalAls we het dorp in lopen spreekt een vrouw ons aan. Ze heeft een vraag voor Moses over haar groep. Ze groet ons en vertelt trots dat ze de voorzitter is van een van de vijf boerengroepen in Bagshe. Twee van de vijf groepen bestaan volledig uit vrouwen. Als we op een bankje onder een boom gaan zitten zegt de vrouw dat vrouwen vroeger niet zelfstandig in de landbouw werkten. Door het project kunnen vrouwen net als mannen hun eigen stukje land bewerken. De voorzitter van een andere groep komt ook bij ons zitten: “In de tijd van onze vaders werd er alleen voor de eigen familie verbouwt. Nu leren we samen te werken en onze producten op de markt te brengen. Van het geld dat dat opbrengt kunnen we ons huis opknappen, de kinderen naar school sturen en ons kapitaal voor de landbouw te vergroten. Omdat we allemaal boer zijn, heeft een verbetering van onze landbouw direct invloed op ons dagelijks leven.”

We lopen verder en zien dat een groep van tien mannen een huisje aan het bouwen is. “ Het werken in groepen bevalt ons goed”, vertelt de man verder. “Deze mannen zitten allemaal in mijn cooperatie en helpen mij met het bouwen van mijn huis. Volgende maand kunnen is een van de andere leden aan de beurt om zijn huis te bouwen of renoveren”. Als we terug zijn bij het bankje vragen we de vrouw of de vrouwen ook op andere manieren van hun groepen gebruik maken. “Wij doen zefs nog meer dan de mannen”, zegt ze. “Vrouwengroepen verzamelen verschillende soorten zaden en vruchten, waaronder shea-vruchten voor het maken van zeep en plantaardige olie.”

Aan het werk aan het huis van een van de groepsledenHoewel het Farmers Training programma de landbouw en het dagelijks leven in het dorp zichtbaar heeft verbeterd, zijn er de laatste jaren ook nieuwe uitdagingen. Zo wordt volgens een van de boeren het weer steeds onberekenbaarder. “Onze vaders wisten precies in welke week het regenseizoen zou starten en dat klopte altijd. Nu kunnen de eerste regens wel twee maanden op zich laten wachten of juist eerder komen. Soms valt de droogte veel sneller in dan we gewend waren. Dat kan de oogst van een heel seizoen om zeep helpen.” Moses geeft aan dat hij in zijn trainingen de boeren uitdaagt hier in hun gewaskeuze en landbouwmethoden op in te spelen. Het woord ‘climate change’ bestaat niet in de lokale taal Dagbani, maar de gevolgen ervan zijn duidelijk merkbaar en zichtbaar in het noorden van Ghana.

Als we Bagshe weer uitrijden vragen we Moses hoe het Farmers Training programma de trainingen en andere activiteiten financiert. “Een deel komt uit de ondersteuning van donoren als Kerk in Actie en ICCO, maar om te zorgen dat we in de toekomst op onszelf kunnen staan hebben een terrein waarop we koeien, kippen en geiten houden. We hopen dat inkomsten uit dit project ons kunnen blijven ondersteunen om boeren in dit gebied vooruit te helpen. Als je een kip wilt kopen voor in de soep, kom dan naar ons terrein. 12 cedi (5 euro) per stuk. Mooie prijs toch?” Bij thuiskomst besluiten we die avond maar eens kippensoep te eten. Lekker voor de afwisseling en een goede investering in de lokale landbouw!